procope

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·co·pe
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit Oudgrieks prokopḗ, afgeleid van prokóptein ‘naar voren stoten, dan vorderingen maken’.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord procope procopes
procope's
procopen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de procopev / m

  1. (taalkunde) deletie van een of meer klanken of een lettergreep aan het woordbegin
Synoniemen
Antoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

14 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen