procedeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·ce·deer

Werkwoord

vervoeging van
procederen

procedeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van procederen
    • Ik procedeer. 
  2. gebiedende wijs van procederen
    • Procedeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van procederen
    • Procedeer je?