prioriteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·o·ri·teer

Werkwoord

vervoeging van
prioriteren

prioriteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prioriteren
    • Ik prioriteer. 
  2. gebiedende wijs van prioriteren
    • Prioriteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prioriteren
    • Prioriteer je?