principeloos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- prin·ci·pe·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | principeloos | principelozer | principeloost |
verbogen | principeloze | principelozere | principelooste |
partitief | principeloos | principelozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
principeloos
- zonder principe, zonder beginselen
- De machtspoliticus was een principeloze opportunist.
Gangbaarheid
- Het woord principeloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.