primarius
Uiterlijk
- pri·ma·ri·us
- uit het Latijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | primarius | primarii |
verkleinwoord |
de primarius m
- (muziek) (beroep) eerste violist van een orkest
- ▸ Als jongetje van twaalf zat ik al te turen in de wereldatlas. En ik merkte met een schok dat alle muziek die ik speelde uit Wenen kwam. Daarmee begon mijn levenslange belangstelling naar muziekculturen wereldwijd, aldus primarius David Harrington in de bijbehorende dvd-documentaire.[1]
- ▸ Het tweede deel is een aangrijpende klaagzang, adembenemend vertolkt door de primarius van het Dudok Kwartet.[2]
- Het woord primarius staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "primarius" herkend door:
34 % | van de Nederlanders; |
33 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron “Wereld: Kronos Quartet, Alim Qasimov e.a. - Music of Central Asia, vol. 8: Rainbow **” (14 april 2010), Het Parool
- ↑ Weblink bron S. M. W. Bezemer“Recensie: Cd ”Solitude” van Dudok Kwartet” (03-10-2018), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be