priktol
- prik·tol
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | priktol | priktollen |
verkleinwoord | priktolletje | priktolletjes |
de priktol m
- (verouderd) (speelgoed) tol met ijzeren punt die men met een eromheen gewonden touwtje laat draaien en op de grond gooit
- Tollen: een zweep met ’n tol met zelf kleurtjes erop gemaakt voor het effect, of een priktol met een touwtje erom gewonden. [2]
- „Je doet de dingen voor elkaar, dat vind ik normaal. Tegenwoordig hebben mensen nergens tijd voor. Dat zie je aan de jeugd. Die kinderen van nu zijn altijd druk, dan weer naar judo, dan weer huiswerk. Wij speelden na school buiten met een priktol.” [3]
- Het woord priktol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "priktol" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC A.L. van den Bosch Meeuwis 24 december 2009 Hinkelen, tollen en knikkeren. Heel wat leuker dan gamen
- ↑ NRC Rosan Hollak 5 april 2018 Een leven lang op de boerderij
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Speelgoed in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 82 %
- Prevalentie Vlaanderen 51 %