prijsverhoging

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prijs·ver·ho·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord prijsverhoging prijsverhogingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de prijsverhogingv

  1. toename van de hoeveelheid geld die men ergens voor moet betalen
     Twee weken duurt de onrust in Chili nu. Wat begon met een protest tegen de prijsverhoging van metrokaartjes is ontaard in een roep om vergaande politieke en sociale hervormingen.[2]
     In 1965 bijvoorbeeld. Een prijsverhoging van de tickets voor de Star Ferry, de veerdienst die lange tijd de enige manier was om van en naar Hongkong-eiland te komen, was toen aanleiding voor de grootste protesten ooit in het gebied.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 oktober 2022 Weblink bron “Woedende Chilenen gaan al weken de straat op” (Zaterdag 2 november 2019, 20:29), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 21 oktober 2022 Weblink bron “Niet elke Hongkonger wil minder China: 'We moeten het houden zoals het is'” (Zaterdag 31 augustus 2019, 15:48), NOS