prijsverhoging
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- prijs·ver·ho·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prijsverhoging | prijsverhogingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de prijsverhoging v
- toename van de hoeveelheid geld die men ergens voor moet betalen
- ▸ Twee weken duurt de onrust in Chili nu. Wat begon met een protest tegen de prijsverhoging van metrokaartjes is ontaard in een roep om vergaande politieke en sociale hervormingen.[2]
- ▸ In 1965 bijvoorbeeld. Een prijsverhoging van de tickets voor de Star Ferry, de veerdienst die lange tijd de enige manier was om van en naar Hongkong-eiland te komen, was toen aanleiding voor de grootste protesten ooit in het gebied.[3]
Gangbaarheid
- Het woord prijsverhoging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Woedende Chilenen gaan al weken de straat op” (Zaterdag 2 november 2019, 20:29), NOS
- ↑ Weblink bron “Niet elke Hongkonger wil minder China: 'We moeten het houden zoals het is'” (Zaterdag 31 augustus 2019, 15:48), NOS