prijsniveau

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prijs·ni·veau
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord prijsniveau prijsniveaus
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

prijsniveau o [1]

  1. (economie) de hoogte van de prijzen
     In december werden koopwoningen 2 procent duurder vergeleken met dezelfde maand in 2013. De prijs van een huis was vorige maand ongeveer even hoog als in mei 2003. Vergeleken met de piek in augustus 2008 ligt het prijsniveau nog altijd 19 procent lager.[2]
     Huizen worden ook steeds duurder. Het Centraal Bureau voor de Statistiek zegt dat een koper in februari gemiddeld 2,4 procent meer betaalde voor een bestaande koopwoning dan in dezelfde maand vorig jaar. Het gemiddeld prijsniveau is nu ongeveer even hoog als in de zomer van 2003.[3]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Huizen werden vorig jaar duurder” (Woensdag 21 januari 2015, 10:00), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Nieuwbouwwoning weer in trek” (Vrijdag 20 maart 2015, 08:30), NOS