prijs af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prijs af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afprijzen

prijs af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afprijzen
    • Ik prijs af. 
  2. gebiedende wijs van afprijzen
    • Prijs af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afprijzen
    • Prijs je af? 


Gangbaarheid