priesterschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pries·ter·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord priesterschap priesterschappen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

priesterschap

  1. o het uitoefenen van het ambt van priester
    • Gedesillusioneerd legde hij het priesterschap neer. 
  2. v de verzamelde priesters van een bepaalde cultus
    • De priesterschap van Amon kreeg onder de latere Ramessiden steeds meer politieke macht en oefende onder de volgende dynastie koninklijke macht uit. 
Hyponiemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid