priegelig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prie·ge·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen priegelig priegeliger priegeligst
verbogen priegelige priegeligere priegeligste
partitief priegeligs priegeligers -

Bijvoeglijk naamwoord

priegelig

  1. van iets dat heel erg klein is, met name als het gaat om een handschrift
    • Ik begin vandaag aan het 50 kilometer lange rondje Enschede. Want die brengt je door mooie stukken in het buitengebied. Kom je tot rust. Al moet ik niet vergeten een goede bril mee te nemen om de priegelig kleine routebordjes te lezen. [1] 
    • Eerlijk gezegd dacht ik dat ze gepest werd, omdat ze ietwat mollig is en ze zich daarvoor schaamde. Ik had het onderwerp al eens opgeworpen, maar dan reageerde ze steeds als door een adder gebeten. Dus liet ik het maar zo. Pubers zijn sowieso al zo gevoelig. Ik keek naar de laatste pagina die ze had geschreven in haar priegelige handschrift. Mijn oog viel er meteen op. ‘Was ik maar dood,’ stond er. Het angstzweet brak me uit. [2] 
    • Bij de internationaal toonaangevende uitgevers Peters en Bärenreiter is het watertanden voor de liefhebber van klassieke muziek. Koor, solo, instrumentaal: de rekken staan vol met muziek van de bovenste plank. De facsimile-uitgave van Bachs ”Hohe Messe” maakt indruk. Zó schreef de grootmeester dus. Beetje priegelig, maar toch! [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Tubantia René Beune 25-10-13 Column: Fietsen
  2. De Telegraaf 19 mrt. 2017 Ik las het dagboek van mijn dochter en schrok me dood
  3. Reformatorisch Dagblad Evert van Dijkhuizen en Jaco van der Knijff 30-06-2016 Kakofonie op megamuziekbeurs
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be