prevaleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·va·leert

Werkwoord

vervoeging van
prevaleren

prevaleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prevaleren
    • Jij prevaleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prevaleren
    • Hij prevaleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van prevaleren
    • Prevaleert!