premolaar

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·mo·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord premolaar premolaren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

premolaar m

  1. (anatomie) kies met twee knobbels

Gangbaarheid

27 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be