prefereer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·fe·reer

Werkwoord

vervoeging van
prefereren

prefereer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prefereren
    • Ik prefereer. 
  2. gebiedende wijs van prefereren
    • Prefereer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prefereren
    • Prefereer je?