prank

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord prank pranks
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

prank m

  1. grap die je uithaalt bij mensen
    • Mel en Michael, verbaasd als ze waren dat ze serieus werden genomen, zetten de prank vervolgens vrolijk door. [1]
    • Hoe serieus slavisten als Thomas Langerak en Charles B. Timmer dit Manifest ook nemen, het blijft toch vooral een typisch ‘oberioetse’ prank. Lariekoek is het. [2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • prank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
prank pranks

Zelfstandig naamwoord

  1. poets, grap die je uithaalt bij mensen
Synoniemen
Overerving en ontlening