prakkiseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prak·ki·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
prakkiseren

prakkiseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van prakkiseren
    • Ik prakkiseerde. 
    • Jij prakkiseerde. 
    • Hij, zij, het prakkiseerde.