praemittere

Uit WikiWoordenboek

Latijn

Woordafbreking
  • prae·mi·tte·re
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
praemittere praemittō praemīsī praemissum
volledig

Werkwoord

praemittere

  1. vooruitsturen, van tevoren sturen
  2. (postklassiek) van tevoren bekendmaken
  3. (Tacitus) van tevoren zeggen