potteus
Uiterlijk
- pot·teus
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | potteus | potteuzer | potteust |
verbogen | potteuze | potteuzere | potteuste |
partitief | potteus | potteuzers | - |
potteus
- (informeel) lesbisch
- ▸ Onder opvolger Margriet van der Linden is het maandblad weer het orthodoxe partijorgaan van tuinbroekdragend potteus Nederland, maar mevrouw Dresselhuys geniet na veertig ijzeren dienstjaren van haar welverdiende pensioen. Proost![2]
- ▸ 'Lesbische cafés zijn aan het uitsterven, maar in de Saarein op de Elandsstraat kun je nog ouderwets 'potteus' poolen en roken tegelijk. Jammer dat er, zoals in de homoscene, geen plekken voor vrouwen zijn om alleen te seksen. Misschien breng ik een moedige entrepreneur op een idee.'[3]
- Het woord potteus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "potteus" herkend door:
35 % | van de Nederlanders; |
18 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ potteus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Op consult bij de Tijdschriftgeriater” (07/05/2010), HP de Tijd
- ↑ Weblink bron Rita Schroën“Het Amsterdam van artdirector Aynouk Tan” (2 januari 2016), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be