potsenmaker
Uiterlijk

- Geluid: potsenmaker (hulp, bestand)
- pot·sen·ma·ker
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | potsenmaker | potsenmakers |
| verkleinwoord |
de potsenmaker m
- (beroep) iemand die grappig is of probeert grappig te zijn voor een publiek
- ▸ Een tweede potsenmaker, qua corpulentie de gelijke van Den Blijker, doet theatraal alsof hij wordt vergiftigd.[3]
- ▸ HP/De Tijd presenteert voor het eerst de top-25 van zangers, narren, potsenmakers, entertainers en moralisten, of kortweg cabaretiers, die ons het afgelopen seizoen een spiegel voorhielden of het volk domweg probeerden te amuseren[4]
- Het woord potsenmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "potsenmaker" herkend door:
| 53 % | van de Nederlanders; |
| 58 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ potsenmaker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron “Voedsel & variété” (20/11/2009), HP de Tijd - ↑
Weblink bron “De cabaret-pikorde” (23/06/2010), HP de Tijd - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Invoegsel -en- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 53 %
- Prevalentie Vlaanderen 58 %