postille

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pos·til·le
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord postille postilles
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de postillev / m

  1. korte uitleg over een wetenschappelijk, zedelijk of religieus onderwerp
     Samen met prof. H. G. Hubbeling schreef hij ”Politiek en Theologie”. Verder verscheen van hem ”Gewoon is maar gewoon. De verschuiving in het beroep van predikant” (1995). Ds. Buning publiceerde ook in de bladen Postille, Woord en Beweging en Woord en Dienst. De predikant was bestuurslid van de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden.[3]
     Nadat Hautakangas een gebed uit een laestadiaans gebedenboek heeft gelezen en de elf aanwezigen opnieuw een gezang hebben gezongen, gaan de kerkgangers uiteen. Voor deze morgen hebben de Finnen preek 49 uit de vierde postille met nagelaten werk van Laestadius uitgekozen, over 2 Petrus 3:18.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

43 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. postille op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron “Ds. H. Buning (PKN) overleden” (07-12-2018), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink Weblink bron
    Huib de Vries
    “Laestadiaans in Veenendaal” (02-05-2019), Reformatorisch Dagblad
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be