postgebouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • post·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord postgebouw postgebouwen
verkleinwoord postgebouwtje postgebouwtjes

Zelfstandig naamwoord

het postgebouwo

  1. gebouw van de posterijen waar post wordt verzameld, gesorteerd en van waaruit post wordt bezorgd
     In 2004 verhuisde het museum naar een tijdelijk onderkomen in het voormalige postgebouw bij het Centraal Station.in Amsterdam. In 2008 moet het Stedelijk daar weer uit omdat het gebouw gesloopt werd. Sindsdien is het museum dakloos en zwerft onder de noemer 'Stedelijk in de stad' langs verschillende locaties in Amsterdam. Zo heeft het Stedelijk tentoonstellingen gehad in het Van Gogh Museum, de Nieuwe Kerk en Huize Frankendael. Ook werd een mobiel paviljoen ontworpen voor workshops, lezingen en performances dat de naam Bouwkeet kreeg.[2]
     Barcode Waarom de kaart er 42 jaar over deed om bezorgd te worden is onduidelijk. Volgens een TNT-woordvoerster is het bedrijf al sinds 1998 weg uit het postgebouw in Leeuwarden waar de kaart gestempeld is. De kaart kan daar dus niet vandaan komen. Aan de barcode op de kaart is te zien dat hij wel recent door TNT Post is behandeld.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron
    Door Petra Steenhoff
    “Temporary Stedelijk opent deuren in augustus” (Woensdag 9 juni 2010, 15:51), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “De groeten uit 1968” (Donderdag 25 februari 2010, 13:28), NOS