positivist
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: positivist (hulp, bestand)
Woordafbreking
- po·si·ti·vist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | positivist | positivisten |
verkleinwoord | positivistje | positivistjes |
Zelfstandig naamwoord
de positivist m
- aanhanger van het positivisme
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord positivist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "positivist" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be