porring

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

5: porring
Uitspraak
Woordafbreking
  • por·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord porring porringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de porringv

  1. het aansporen of aangespoord worden
  2. poging, streven
  3. (bouwkunde) de afstand tussen het hoogste punt van een segmentboog (binnenbooglijn) en de lijn die de geboorten van de boog verbindt
Synoniemen

Gangbaarheid

20 % van de Nederlanders;
35 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen