populariteit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·pu·la·ri·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het geliefd zijn bij het volk’ voor het eerst aangetroffen in 1795 [1]
  • Van het Franse popularité of het Latijnse 'popularitas' of van populair met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord populariteit populariteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de populariteitv

  1. de mate waarin iets of iemand geliefd is bij grote delen van de bevolking
    • Obama's populariteit is tanende. 
     Prinses Elfilda dankt haar populariteit grotendeels aan haar verbazingwekkende schoonheid, hoewel er ook iets in haar karakter zit dat het grote publiek aantrekt. Ze zegt weinig, en als ze al een keertje haar mond opendoet, komen de woorden er aarzelend uit, zodat ze een bedeesde indruk maakt, een indruk die nog eens wordt versterkt door de manier waarop ze haar hoofd naar beneden houdt en door haar lange wimpers omhoogkijkt.[3]
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen