poppenhoek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pop·pen·hoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord poppenhoek poppenhoeken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de poppenhoekm

  1. een gedeelte van een ruimte die is ingericht om met poppen te kunnen spelen
    • De kinderen van de nulgroep gaan vijf ochtenden per week naar school, van 8.30 tot 11.15 uur. De vraag rijst of dat voor kinderen op zo’n jonge leeftijd niet wat te veel gevraagd is. „Om de taal te leren, is het belangrijk dat kinderen er elke dag zijn”, stelt de woordvoerster. „Ze zitten niet in schoolbankjes bijeengepakt, maar komen bij elkaar in een ongedwongen sfeer. Er is een poppenhoek en er zijn auto’s waarmee ze kunnen spelen. Ze leren de taal spelenderwijs.” [1] 
    • Dat jongens een andere aanpak nodig hebben dan meisjes, is duidelijk. Natuurlijk verschillen zij en moeten opvoeders hiermee rekening houden. In de poppenhoek van de kleuterklas wordt het onderscheid tussen jongens en meisjes duidelijk: meisjes wandelen met de poppenwagen, terwijl jongens ermee gaan racen. Opmerkelijk echter is dat juist veel topkoks en kledingontwerpers mannen zijn. Generaliseren is dus lastig. [2] 
    • Trouwens: als de school belt omdat je kind ziek is en je kan je telefoon niet opnemen omdat je achter de kassa zit bij de Lidl, dan is dat geen onmacht maar overmacht, zegt Annet Dries. „Dan leggen we maar even een matrasje in de poppenhoek.” [3] 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 22-08-2011 Primeur Rotterdam met jonge nulgroep
  2. Reformatorisch Dagblad 15-05-2013 ADHD vooral aandoening in hersenen
  3. NRC 30 juli 2014 Kinderen van 8 doen hier al aan mantelzorg
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be