pons
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pons
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pons | ponsen |
verkleinwoord | ponsje | ponsjes |
Zelfstandig naamwoord
pons m
- (werktuigbouwkunde) (gereedschap) instrument dat of machine die gaten slaat in papier, metalen platen e.d.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. instrument dat of machine die gaten slaat in papier, metalen platen e.d.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ponsen |
pons
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ponsen
- Ik pons.
- gebiedende wijs van ponsen
- Pons!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ponsen
- Pons je?
Gangbaarheid
- Het woord pons staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "pons" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werktuigbouwkunde in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 81 %
- Prevalentie Vlaanderen 67 %