pons
Uiterlijk
- pons
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pons | ponsen |
verkleinwoord | ponsje | ponsjes |
de pons m
- (werktuigbouwkunde) (gereedschap) instrument dat of machine die gaten slaat in papier, metalen platen e.d.
1. instrument dat of machine die gaten slaat in papier, metalen platen e.d.
vervoeging van |
---|
ponsen |
pons
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ponsen
- Ik pons.
- gebiedende wijs van ponsen
- Pons!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ponsen
- Pons je?
- Het woord pons staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pons" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werktuigbouwkunde in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 81 %
- Prevalentie Vlaanderen 67 %