pons

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pons
enkelvoud meervoud
naamwoord pons ponsen
verkleinwoord ponsje ponsjes

Zelfstandig naamwoord

de ponsm

  1. (werktuigbouwkunde) (gereedschap) instrument dat of machine die gaten slaat in papier, metalen platen e.d.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
ponsen

pons

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ponsen
    • Ik pons. 
  2. gebiedende wijs van ponsen
    • Pons! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ponsen
    • Pons je? 

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be