ponk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ponk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ponk | ponken |
verkleinwoord | ponkje | ponkjes |
Zelfstandig naamwoord
- bergplaats voor gespaard geld
- zeer grote vrucht
- dikke sokken die men draagt in klompen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord ponk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ponk" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
12 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ ponk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be