pompput

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

pompput
Uitspraak
Woordafbreking
  • pomp·put
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pompput pompputten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pompputm

  1. deel van een riolering: een ingegraven gesloten betonnen bak met daarin een pomp, in feite een kleine versie van een gemaal
    • In sommige straten zou de riolering anders zijn aangelegd dan in andere buurten, waardoor er extra risico was – het coördinatiecentrum van de provincie zou daar te laat informatie over hebben gekregen van het waterbedrijf. En bij een pompput in Wetteren waren gisteren extreem hoge giftige waarden gemeten: zes tot acht keer hoger dan de waarde die al dodelijk kan zijn. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen