pompoen

Uit WikiWoordenboek
Pompoen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pom·poen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pompoen pompoenen
verkleinwoord pompoentje pompoentjes

Zelfstandig naamwoord

de pompoenm

  1. (groente) een zeer oud (9000 v.Chr.) cultuurgewas uit Midden- en Zuid-Amerika, bestaande uit de grote vlezige vruchten van de planten van het geslacht Cucurbita
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord pompoen pompoene

Zelfstandig naamwoord

pompoen

  1. (groente) pompoen