polymorf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·ly·morf
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen polymorf polymorfer polymorfst
verbogen polymorfe polymorfere polymorfste
partitief polymorfs polymorfers -

Bijvoeglijk naamwoord

polymorf

  1. in meer dan een vorm binnen dezelfde groep voorkomend
    • Die jongen heeft last van polymorfe lichteruptie. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen