pollens

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pol·lens
Woordherkomst en -opbouw

Tussenwerpsel

pollens

  1. (krachtterm) uitroep van verbaasde ergernis
     Van wie of wat wilt u in 2008 niets meer horen?
    „De man met de hamer, die me zo nu en dan een genadeloze klap op m’n kop geeft. Graag vermijd ik deze rotzak in 2008, pollens!
    [2]
     Alleen wie kan aantonen rechtstreeks van de Batavieren af te stammen, mag in Nederland blijven. Pollens, nee, want die kwamen ook maar de Rijn afzakken.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. pollens op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 29 juli 2021 Weblink bron
    Isolde Hallensleben (interview)
    “next year: Isolde Hallensleben” (31 december 2007) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 29 juli 2021 Weblink bron
    Lucy Uppelschoten
    Namen in: De Volkskrant op Wikipedia, jrg. 72 nr. 21067 (6 november 1993), NV De Volkskrant, 's-Hertogenbosch, p. 19 kol. 7