politietop

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·li·tie·top
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord politietop politietoppen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de politietopm

  1. de leidinggevenden van een politieorganisatie
    • De politietop maakt nooit bekend waar een desbetreffende medewerker vandaan komt. Het gaat in ieder geval om een agent uit de provincie Overijssel of Gelderland. [1] 
    • De politie luidde begin dit jaar al de noodklok over de grootverdieners. Hoewel de korpsleiding gebonden is aan de Wet normering topinkomens (WNT) geldt dat niet voor andere politiemensen, onder wie adviseur Bernard Welten (267.000 euro). Voor hen geldt de norm van een ministerssalaris ook niet. Als zij meer verdienen, moest dit alleen worden gemeld. De politietop liet toen al weten dat er maatregelen genomen zouden worden. [2] 
    • Net als de vakbond pleit de politietop voor meer capaciteit. Maar daarnaast is er behoefte aan nieuwe technieken. Van Essen en Aalbersberg wijzen erop dat al op tientallen plaatsen wordt geëxperimenteerd. Maar de politie is als een mammoettanker, zeggen ze. „Het duurt even voor we op gang komen.” [3] 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen