poleren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- po·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
poleren |
poleerde |
gepoleerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
poleren overgankelijk [2]
- polijsten
- glad uitboren (geweerlopen etc.)
- met een doek opwrijven (horeca)
Afgeleide begrippen
- [2] poleerboor
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord poleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.