polemisch

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·le·misch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen polemisch polemischer
verbogen polemische polemischere
partitief polemisch polemischers -

Bijvoeglijk naamwoord

polemisch [2]

  1. iets dat uitlokt tot strijd
    • De reacties op de dood van de Venezolaanse president Hugo Chávez (58) zijn net zo polemisch en buitenmaats als de leider was tijdens zijn leven. Door sommigen werd Chávez als een held gezien vanwege zijn anti-Amerikaanse retoriek en goedkope olie, door anderen als een autocratische leider die zijn zin wilde doordrijven. [3] 
    • „De wereld is veranderd. De vaste baan bestaat niet meer.” Met deze polemische woorden antwoordde de Italiaanse premier Matteo Renzi zondag de vakbeweging, die zaterdag honderdduizenden betogers op de been had gebracht om te protesteren tegen de versoepeling van het ontslagrecht. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen