polariteit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: polariteit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- po·la·ri·teit
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van polair met het achtervoegsel -iteit
- afgeleid van het Franse polarité (met het achtervoegsel -iteit) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | polariteit | polariteiten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de polariteit v
- (elektrotechniek) de eigenschap hebben om polen te bezitten
- (elektrotechniek) de eigenschap hebben om polair tegengesteld te zijn wat dan vaak wordt uitgedrukt met negatief en positief
Hyponiemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord polariteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "polariteit" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be