polarisator
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: polarisator (hulp, bestand)
Woordafbreking
- po·la·ri·sa·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van polariseren met het achtervoegsel -ator[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | polarisator | polarisatoren polarisators |
verkleinwoord | polarisatortje | polarisatortjes |
Zelfstandig naamwoord
de polarisator m
- voorwerp dat (licht) kan polariseren
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord polarisator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.