poezelig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- poe·ze·lig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘mollig’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1]
- afleiding van poezel met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | poezelig | poezeliger | poezeligst |
verbogen | poezelige | poezeligere | poezeligste |
partitief | poezeligs | poezeligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
poezelig [2]
- van vrouwen en kinderen mollig, rond en zacht
- De show van Louis Vuitton opende met een trenchcoat van opgeruwd zeekrokodillenleer en andere onbetaalbare luxe, en maar wat vooral opviel waren de poezelige mohair truien, luxe versies van de door hun moeder gebreide exemplaren die jongens in de jaren tachtig droegen.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord poezelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poezelig" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "poezelig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Milou van Rossum NRC 24 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be