poezelig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poe·ze·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘mollig’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1]
  • afleiding van poezel met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen poezelig poezeliger poezeligst
verbogen poezelige poezeligere poezeligste
partitief poezeligs poezeligers -

Bijvoeglijk naamwoord

poezelig [2]

  1. van vrouwen en kinderen mollig, rond en zacht
    • De show van Louis Vuitton opende met een trenchcoat van opgeruwd zeekrokodillenleer en andere onbetaalbare luxe, en maar wat vooral opviel waren de poezelige mohair truien, luxe versies van de door hun moeder gebreide exemplaren die jongens in de jaren tachtig droegen.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen