poepgoed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poep·goed
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen poepgoed
verbogen poepgoede
partitief poepgoeds

Bijvoeglijk naamwoord

poepgoed

  1. meer heel veel kwaliteit, de verwachtingen overtreffend
     „Op een gegeven moment móet je vernieuwen," zegt bedrijfsleider A.J. Reitsma. „Toen we zes jaar geleden open gingen stond iedereen met open mond te kijken. Maar na zo'n vijfëneenhalf jaar heeft iedereen het wel gezien. Dan moet je weer met iets geheel nieuws komen. En dat doen wij dan liever in één keer poepgoed, zodat het weer is: dat móet je gezien hebben. Wij willen de nieuwe manier van uitgaan voor de komende jaren introduceren."[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 10 augustus 2023 Weblink bron BlueTiek-in Vrijdag in: Het vrije volk, jrg. 44 nr. 12735 (5 december 1988), De Arbeiderspers, Rotterdam, p. 2 kol. 3