pluizerij
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- plui·ze·rij
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van pluizen met het achtervoegsel -erij[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pluizerij | pluizerijen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de pluizerij v
- onderzoek, uitpluizerij
- Van de schrijver, min of meer uitgeput na enkele jaren van pluizerij, wordt dan nog verwacht dat hij met schijn van geloofwaardigheid de niet-broodetende-profeet zal gaan uithangen. [2]
Gangbaarheid
- Het woord pluizerij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pluizerij" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ (1975)–J.A.C. Tillema Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be