plethamer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plet·ha·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plethamer plethamers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de plethamerm

  1. zeer zware hamer waarmee men iets plat kan slaan
    • In een Antwerps noodhospitaal bekomen soldaten van het inferno bij Dorpsveld en Bosbeek. Twee kanonniers vertellen aan Jozef Muls hoe beton kraakte en de koepel scheurde. Het andere fort zonk in de grond alsof een plethamer erop sloeg. Muls doet een vroege vaststelling van shellshock. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen