pleonasme
Uiterlijk
- ple·o·nas·me
- via Frans pléonasme en Latijn pleonasmus afgeleid van Oudgrieks πλεονασμός (pleonasmos) "overschot"[1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | pleonasme | pleonasmen |
| verkleinwoord | pleonasmetje | pleonasmetjes |
het pleonasme o
- (stijlfiguur) het expliciet benoemen (meestal met een bijvoeglijk naamwoord) van een eigenschap die al in het kernbegrip vervat zit, zodat dit inhoudelijk niets toevoegt
- "Witte sneeuw" is een duidelijk voorbeeld van een pleonasme.
- "Eclectische potpourri" is een subtieler voorbeeld.
- Het woord pleonasme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pleonasme" herkend door:
| 94 % | van de Nederlanders; |
| 93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ pleonasme op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Stijlfiguur in het Nederlands
- Taalkunde
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %