plastiek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plas·tiek
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans plastique
    • v: in de betekenis van ‘boetseerkunst’ voor het eerst aangetroffen in 1869 [1][2][3]
    • o: in de betekenis van 'synthetisch product gemaakt van oliederivaten' voor het eerst gebruikt in 1909 [4][5]
enkelvoud meervoud
naamwoord plastiek plastieken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de plastiekv

  1. (kunst) boetseerkunst, beeldhouwkunst
  2. (kunst) licht- en schaduwwerking in de schilderkunst
  3. (kunst) voorwerp van plastische kunst
  4. (medisch) aangebrachte verandering in de vorm van een lichaamsdeel zoals door plastische chirurgie

plastiek o

  1. plastic
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
plastieken

plastiek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plastieken
    • Ik plastiek. 
  2. gebiedende wijs van plastieken
    • Plastiek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plastieken
    • Plastiek je? 

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen