plankton

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plank·ton
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zwevende organismen’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord plankton -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het planktono

  1. (biologie) het geheel van kleine organismen dat in zee ronddrijft
    • Het plankton bestaat uit een grote variëteit aan organismen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Turks

Woordafbreking
  • plank·ton
enkelvoud meervoud
nominatief   plankton     planktonlar  
genitief   planktonun     planktonların  
datief   planktona     planktonlara  
accusatief   planktonu     planktonları  
locatief   planktonda     planktonlarda  
ablatief   planktondan     planktonlardan  

Zelfstandig naamwoord

plankton

  1. (biologie) plankton