plaatsnamen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plaats·na·men

Werkwoord

vervoeging van
plaatsnemen

plaatsnamen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van plaatsnemen
    • ...dat wij plaatsnamen. 
    • ...dat jullie plaatsnamen. 
    • ...dat zij plaatsnamen. 
     Toen ze plaatsnamen aan het ene uiteinde van de buitenproportionele vergadertafel knipte ze plechtig het slot open van haar zwarte aktetas met het gouden logo en haalde de documenten eruit, het kwartaalrapport en de balans, die ze snel uitdeelde.[1]

Zelfstandig naamwoord

de plaatsnamenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord plaatsnaam


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149