pimpelaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pim·pe·laar
Woordherkomst en -opbouw

Naamwoord van handeling van pimpelen met het achtervoegsel -aar

enkelvoud meervoud
naamwoord pimpelaar pimpelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pimpelaarm

  1. iemand die met kleine teugjes toch een grote hoeveelheid alcoholische drank tot zich neemt
    • De man met de grote dikke neus was een echte pimpelaar. 

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be