Naar inhoud springen

pila

Uit WikiWoordenboek
  • pi·la
enkelvoud meervoud
pila pile

pila v

  1. (elektronica) batterij
  2. stapel

pila

  1. (gereedschap) zaag

pila

  1. (gereedschap) zaag


  • pi·la
enkelvoud meervoud
pila pilas

pila v

  1. (elektronica) batterij
  2. (religie) doopvont
  3. stapel


    • pi·la

    pila v

    1. (gereedschap) zaag
    2. houtzagerij

      pila

      1. vrouwelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord pít: (ze) dronk
      2. onzijdig derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord pít: (ze) dronken
      3. vrouwelijk enkelvoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord pít
      4. onzijdig meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord pít