piketdienst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·ket·dienst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord piketdienst piketdiensten
verkleinwoord piketdienstje piketdienstjes

Zelfstandig naamwoord

de piketdienstm

  1. periode dat men beschikbaar moet zijn voor bepaalde werkzaamheden
     Ik ben gedetacheerd, ik heb piketdienst.[1]
     Het gebeurt elke zomer wel een keer dat een monumentale klok in Utrecht vastloopt door de warmte. Maar zo erg als nu is het nog niet geweest. "Dit is nummer drie die stilstaat", vertelt Van Engelenburg. "De monteur heeft bijna piketdienst." Door de warmte weigert ook de speeltrommel van de Nicolaïkerk dienst.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 januari 2022 Weblink bron “Hitte zet de tijd stil in Utrecht” (05-08-2018), NOS