pika
Uiterlijk
- pi·ka
[A], [B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | pika | pika's |
verkleinwoord | - | - |
- (kookkunst) hete saus uit pepers
- ▸ Het lekkerste blijft toch zelfgemaakte sambal. Of pika, zoals wij het op Curaçao noemen.[1]
[B] de pika m
- (haasachtigen) benaming voor zoogdieren uit het geslacht Ochotona
- ▸ In 2014 ondernam Weidong Li, de ontdekker van de soort, een expeditie om 'zijn' soort te zien en om meer steun te krijgen om de pika te beschermen.[2]
- 1. Een pika uit Californië in de VS.
stellend | |
---|---|
onverbogen | pika |
verbogen | - |
[A] pika
- op een wat venijnige manier prikkelend
- ▸ Anders dan het Gemeenschappelijk Hof overwoog, was de Hoge Raad van oordeel dat toestemming van de directeur van de Directie Arbeidszaken voor diens ontslag nodig was geweest: de directeur was wel degelijk werknemer en geen bestuurder. Het gegeven ontslag was dus nietig. Het salaris moet worden doorbetaald. Dat is een dure grap voor ACU. En ook pika, want de Directie Arbeidszaken had nota bene zelf tegen ACU gezegd dat toestemming voor het ontslag in dit geval niet nodig was.[3]
[A] pika
- uitroep van medeleven
- Het woord pika staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie
Jurino Ignacio“Zelfgemaakte sambal (vegan)” (12 mei 2024) op soulfood.nl - ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Levende 'teddybeer' duikt weer op” (20 maart 2015) op bnnvara.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie
F.B.M. KunnemanDuur en pika (14 januari 2015) in: Antilliaans Dagblad
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Kookkunst in het Nederlands
- Haasachtigen in het Nederlands
- Zoogdieren in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Tussenwerpsel in het Nederlands
- Trefwoorden in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal