pijpkraag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pijp·kraag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pijpkraag pijpkragen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de pijpkraagm

  1. (kleding) schijf bestaand uit sterk golvende stof rondom de hals, als versiering van bovenkleding
     Lipsius, gekleed in zijn toga en met pijpkraag, neemt een centrale plaats in.[3]
  2. (techniek) schijf rondom een buis op een plaats waar die door een oppervlak gaat, als afdichting, versteviging of versiering
     Massiefhouten pijpkragen verbergen de tussenruimte rond pijpen.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink geraadpleegd op 15 augustus 2022 Weblink bron
    Jeanine de Landtsheer
    Voor Vorst en Vaderland: Justus Lipsius op zijn sterfbed in: De Gulden Passer., jrg. 81 (2003), Vereniging van Antwerpse Bibliofielen, Antwerpen, p. 185 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 15 augustus 2022 Weblink bron Gearchiveerde versie “Houten pijpkragen” op tarkett.nl