pijnlijk

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  pijnlijk    (hulp, bestand)
• IPA:
  • (Nederland) /ˈpɛːinlək/
  • (Vlaanderen) /ˈpɛːnlək/

Woordafbreking

• pijn·lijk

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van pijn met het achtervoegsel -lijk

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	pijnlijk	pijnlijker	pijnlijkst
verbogen	pijnlijke	pijnlijkere	pijnlijkste
partitief	pijnlijks	pijnlijkers	-

Bijvoeglijk naamwoord

pijnlijk

1. een onaangenaam gevoel, pijn gevend

   • Bij die val liep hij pijnlijke schaafwonden op. 

   ▸ Het drong langzaam tot me door wat het woord ‘wildernis’ eigenlijk betekende: niet romantisch en mooi, maar zwaar, droog, verlaten en pijnlijk.

   ▸ Vooral mijn linkerkuit was het doelwit geweest en werd met de minuut dikker en pijnlijker.

Synoniemen

• (enkel attributief) zeer

Antoniemen

• pijnloos

Verwante begrippen

• pijn
• pijnigen

Vertalingen

    1. pijn gevend   

Duits: schmerzend (de) Engels: painful (en) Frans: douloureux (fr)

Ido: doloriganta (io) Italiaans: doloroso (it) Tsjechisch: bolestivý (cs), bolestný (cs)

Gangbaarheid

• Het woord pijnlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "pijnlijk" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.